Liegen en stelen

LIEGEN

 

* Liegen tegenover andere mensen

* Liegen tegenover het eigen hart

* Je verontschuldigen zonder het oprecht te menen

* Uitvluchten vinden

* Bedriegen, zwendelen, mist spuien, appelen voor citroenen verkopen, liegen over de eigen leeftijd

* Zich verdedigen in plaats van  zich te verontschuldigen

* Anderen de schuld geven, anderen beschuldigen

* Je belofte niet houden, op het laatste moment afzeggen

* Opscheppen, het grote woord voeren, betweterig zijn, doen alsof je van iets veel afweet, of omgekeerd, doen of je van niets weet

* Zich beter voordoen dan men is, of omgekeerd, zich slechter voordoen dan men is

* Zich door iemand onrechtvaardig behandeld voelen, en die persoon daarom haten

* Iets verbergen, geheim houden

 

STELEN

 

* Materiaal stelen, zich voordelen toe-eigenen  waar men eigenlijk geen recht op heeft

* Iets van iemand lenen en het niet op tijd terugbrengen naar de eigenaar

* Verspilling (geld, voorwerpen, elektriciteit, gas,...)

* Tijd van iemand stelen, iemand anders iets laten doen wat men zelf zou kunnen doen

* Niet stipt zijn, iemand doen wachten

* De sfeer stelen (door hem te verpesten)

* Klagen en zagen, je ontevredenheid uiten

* De vrijheid van iemand stelen (Bv. een moeder t.o.v. haar kind : “Dat mag je niet doen!”)

* Iemand zijn hart kwetsen, iemand kwellen

* Ignoreren, iemand de rug toekeren, uitsluiten, als lucht behandelen, “beeld-maar-geen-klank”-taktiek

* Iets verbergen, zich voor de buitenwereld schamen en de openbaarheid schuwen, maken dat de mensen iets niet kunnen zien

* Over iemand praten en hem belachelijk maken

* Met het hart van iemand spelen : iemand houdt van je, en jij speelt met zijn/haar gevoelens

* Misbruik maken van iemand’s goede wil

* Iemand afluisteren, bespieden, boeken lezen in de boekhandel zonder ze te kopen

* Privaat gebruik van telefoon en internet op het werk

* Private activiteiten uitvoeren op het werk, het werk spijbelen

* Opleidingen spijbelen

* Afschrijven, bedriegen, afkijken