Beginselen van de methode 2/2
Naikan: twee beginselen van de methode
Tweede beginsel:
Telkens een afgetekende periode bekijken
De methode om Naikan te beoefenen is …
ZICH DRIE VRAGEN STELLEN IN VERBAND MET EEN PERSOON, BETREFFENDE BEPAALDE PERIODES IN DE TIJD
Naikan beoefenen doe je door telkens een welbepaald stuk van je eigen leven te onderzoeken aan de hand van de drie vragen. Periode na periode overloop je dus alle jaren waarin er contact was met die bepaalde persoon.
De Naikan-beoefenaar onderzoekt dus een poos lang “Wat heeft persoon X voor mij gedaan (vraag 1), wat heb ik voor persoon X gedaan (vraag 2), en hoe heb ik persoon X het leven moeilijk gemaakt (vraag 3)?” telkens in een bepaalde periode.
Nemen we het voorbeeld van Naikan over moeder.
In het geval van je eigen moeder begint Naikan met de periode tussen je eigen geboorte en het begin van de lagere school.
Daarna onderzoek je een poos lang aan de hand van de drie vragen de relatie met je moeder in de periode van de eerste drie jaren in de lagere school. Dan de drie hoogste jaren van de lagere school, de eerste drie jaren secundair onderwijs, de drie hoogste jaren secundair onderwijs, de periode aan de universiteit of de tijd van het thuis wonen tot het tijdstip dat je het ouderlijk huis verlaten hebt, en zo verder. Dit gaat zo door tot de dag van vandaag, of tot de dag van het overlijden van moeder.
In de formule van de intensieve retraite, de zevendaagse Naikan-week, begint men in de regel bij de moeder (Zie opmerking 1). Men besteedt telkens ongeveer anderhalf uur aan elk “stuk” van enkele jaren van het leven. Dan komt de begeleider-trainer vragen wat de beoefenaar gevonden heeft (eigenlijk vooral met de bedoeling om te helpen om bij de drie vragen te blijven), en hij moedigt de beoefenaar aan om aan het volgend stuk (weer anderhalf uur) te beginnen. Wanneer alle stukjes van het samen leven met de moeder afgewerkt zijn, begint men hetzelfde onderzoek, in stukjes van telkens ongeveer 3 à 6 jaren, in verband met een andere belangrijke persoon. In de regel is dat eerst de vader. Daarna kunnen volgen: grootmoeder, grootvader, stiefvader/moeder, zus, broer, tante, oom, leraar, vriend, vriendin, huwelijkspartner, collega, etc....
Bij uitbreiding kan men die vragen ook stellen t.a.v. andere voorwerpen van onderzoek, in de plaats van personen. Het is dus mogelijk om Naikan te doen over “mijn lichaam”, “de school”, “de natuur”, “God”, “de evolutie”, “de economie”, “de dieren in mijn leven”, etc.
(Opmerking 1) De reden waarom men in de zevendaagse Naikan-week best met Naikan over “moeder” begint is omdat Naikan betreffende de moeder bij de meeste mensen het gemakkelijkste is. Als men mensen vraagt om vanaf het begin reeds Naikan te doen over iemand waarbij de verhoudingen wat moeilijker liggen, botst men dikwijls op een moeilijk te overwinnen drempel. Na te hebben geoefend met de moeder kan men later ook over andere personen gemakkelijker Naikan doen.
(Opmerking 2) Je kan, om een beter idee te krijgen van hoe je moeder (of andere persoon) de feiten in die periode beleefd heeft, ook even denken aan haar leeftijd in die periode: wat maakte zij als vrouw van die leeftijd toen mee in verband met jou?